Publicitad R▼
reppen (v.)
afstuiven, doorsnellen, doorvliegen, een toespraak houden, ijlen, jakkeren, kletsen, koersen, praten, racen, razen, snellen, spoeden, spreken, stormen, storten, stuiven, uitspreken, vliegen, voorbij flitsen, zoeven
Publicidad ▼
Ver también
⇨ reppen over • reppen van • zich reppen
Publicidad ▼
reppen (v.)
communiceren, in contact komen[Hyper.]
bakkes, bek, bekje, kakement, klep, kwebbel, laadklep, moel, mond, muil, smoel, snoet, zeegat - bakkes, bekje, kakement, klep, kwebbel, laadklep, moel, mond, mondholte, muil, smoel, snoet - impertinentie, onbeschoftheid, vrijpostigheid - uiting - meeting - het spreken, spraak - babbeltje, conversatie, gesprek, kout, praatje, samenspraak - holle frasen, veel praats - stem - box, causeur, kamervoorzitter, keuvelaar, loudspeaker, luidspreker, luidsprekerbox, prater, speaker, spreker, taalgebruiker - verbalisation, verbalization (en) - speakable, utterable (en)[Dérivé]
verbalise, verbalize (en)[Domaine]
reppen (v.)
Wikipedia - ver también
Contenido de sensagent
computado en 0,063s