Publicitad E▼
salariëren (v. trans.)
afbetalen, afdoen, afrekenen, bekostigen, betalen, betuigen, bezoldigen, bijleggen, bonificeren, compenseren, dokken, een honorarium geven, gesalarieerd, goedmaken, honoreren, lappen, neerleggen, neertellen, offeren, retribueren, schokken, schuiven, tippen, uitbetalen, uitkeren, uittellen, vereffenen, vergoeden, verrekenen, voldoen
Publicidad ▼
Ver también
salariëren (v. trans.)
salariëren (v. tr.)
rémunérer le travail salarié (fr)[Classe]
donner une récompense (fr)[Classe]
salariëren (v. tr.)
afbetalen, afdoen, afrekenen, regelen, uitpraten, vereffenen, verrekenen, voldoen[Hyper.]
compensatie, schadeloosstelling, schuldvereffening, vergoeding - ontvanger, remittent - betaler - arbeidsloon, beloning, bezoldiging, ereloon, honorarium, inkomen, jaarinkomen, jaarloon, jaarsalaris, jaarwedde, loon, remuneratie, salaris, traktement, wedde - afkoopsom, compensatie, schadevergoeding, schuldvereffening, tegemoetkoming, uitkoop[Dérivé]
salariëren (v. tr.)
geven, meegeven[Hyper.]
afrekening, bekostiging, beloning, betaling, uitbetaling, vereffening, verrekening - ontvanger, remittent - betaler - afbetaling, afdracht, beloning, betaling - arbeidsloon, beloning, bezoldiging, ereloon, honorarium, inkomen, jaarinkomen, jaarloon, jaarsalaris, jaarwedde, loon, remuneratie, salaris, traktement, wedde[Dérivé]
salariëren (v. tr.)
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,031s