Publicitad D▼
schaapsleer (n.)
bukskin, daim, glacéleer, herteleder, herteleer, herteleren, hertenleder, hertenleer, hertsleder, hertsleer, hertsleren, izabel, nubuck, nubuckleer, schaapsleder, schaapsvacht, schapeleer, schapeleren, schapenleer, schapenleren, schapenvacht, schapenvel, schapevacht, schapevel
Publicidad ▼
schaapsleer (n.)
tapijt; kleed; vloerkleed; vloertapijt; karpet; stoffering[Classe]
peau (dépouille d'animal) (fr)[Classe]
fourrure d'animal d'élevage (fr)[Classe]
(schapevlees; schaap; schapenvlees)[termes liés]
leder, leer, leren[Hyper.]
knippen, scheren, snoeien[Dérivé]
schaapsleer (n.)
leder, leer, leren[Hyper.]
Contenido de sensagent
computado en 0,047s