Publicitad D▼
schikken
arrangeren, conformeren, inrichten, organiseren, plaatsnemen, plooien, rangschikken, regelen, uitkomen, vereffenen, voegen, zetten
schikken (v.)
aanpassen, acclimatiseren, accommoderen, adapteren, afdoen, afhandelen, afwerken, afwikkelen, appreciëren, assimileren, bepalen, berusten, bewerken, bijsturen, conformeren, conveniëren, eerbiedigen, geschikt maken, gewennen, hoogachten, inlossen, naar waarde schatten, nakomen, neerleggen, op prijs stellen, ordenen, organiseren, organizeren, passen, passen bij, passend maken, plooien, prijzen, rangschikken, regelen, resigneren, respecteren, richten, ruiten, schatten, staan, stellen, structureren, toesnijden op, treffen, uitkomen, vaststellen, vereffenen, verhouden, verzoenen, voegen, vormgeven, waarderen, wennen, zich aanpassen, zich aanpassen aan, zich accommoderen, zich akkommoderen, zich conformeren aan, zich konformeren aan, zich richten naar, zich schikken naar, zich thuisvoelen, zich thuis voelen, zich voegen naar
schikken (v. trans.)
arrangeren, bijleggen, goedmaken, rangschikken, regelen, verzoenen
Publicidad ▼
Ver también
schikken (v. trans.)
↘ arrangeur, behandeling, bijlegging, inrichting, onverzoenlijk, organisatie, overeenkomst, rangschikking, reconciliatie, regeling, schikking, toenadering, verbroedering, verzoening, zoen
schikken (v.)
↘ aanpassing, adaptatie, bewerking, bijregeling, herindelen, ontwrichten, organisator, organisatrice, organizator, organizatrice, regeling, reorganiseren, reorganizeren, soepel, verstoren, zich weer aanpassen ≠ omwoelen, omwroeten, schimpen, verfomfaaien
Publicidad ▼
schikken (v.)
schikken (v.)
schikken (v.)
schikken (v.)
schikken (v.)
schikken (v.)
organiser (fr)[Classe]
schikken (v.)
schikken (v.)
schikken (v.)
s'adapter (personne) (fr)[Classe]
convenir à qqch ou qqn (fr)[Classe]
schikken (v.)
aansluiten, accorderen, bijvallen, eens zijn met, fiatteren, goedkeuren, goedvinden, het eens zijn met, het eens zijn over, instemmen, meegaan met, met iets of iemand meegaan, onderschrijven, ondersteunen, overeenkomen, sanctioneren, schragen - ordenen[Hyper.]
afspraak - arrangeur, organisator, regelaar[Dérivé]
schikken (v.)
schikken (v. tr.)
faire devenir en accord, mettre d'accord (fr)[Classe]
réconcilier (fr)[Classe]
schikken (v. tr.)
Contenido de sensagent
computado en 0,062s