Publicitad D▼
slenteren
drentelen, flaneren, ijsberen, kuieren, lanterfanten, lopen, slijpen, sukkelen, voortbewegen, wandelen
slenteren (v.)
de tijd doden, de tijd doorbrengen, de tijd verdrijven, doorbrengen, flaneren, ophangen, passeren, uithangen, verdoen
slenteren (v. intr.)
drentelen, flaneren, kuieren, rondslenteren, rondwandelen, uitlaten, vertreden, wandelen
Publicidad ▼
Ver también
slenteren (v. intr.)
↘ dwaaltocht, loopje, ommetje, omzwerving, omzwervingen, peregrinatie, promenade, rit, wandelaar, wandelaarster, wandeling, zwerftocht
slenteren (v.)
slenteren (v. intr.)
slenteren (v. intr.)
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,047s