Publicitad R▼
stukgaan
stukgaan (v.)
afslaan, bezwijken, blijven steken, defect raken, falen, het begeven, het laten afweten, het opgeven, kapotgaan, stranden, uitfloepen, vastlopen, weigeren
stukgaan (v. intr.)
afbreken, afknappen, barsten, begeven, bersten, bezwijken, breken, in stukken vallen, kapotgaan, kapotvallen, kloven, overslaan, sneuvelen, splijten, stukvallen, uit elkaar vallen
Publicidad ▼
Ver también
stukgaan (v.)
slecht functioneren; slecht funktioneren[Classe]
être arrêtée pour une machine (fr)[DomainRegistre]
être, tomber en panne avec un véhicule automobile (fr)[DomainRegistre]
gaan, kenteren, keren, lopen, marcheren, omslaan, veranderen, verlopen, wisselen[Hyper.]
defect - failure (en) - breekbaar, broos[Dérivé]
break (en) - creperen, de pijp uitgaan, expireren, heengaan, het loodje leggen, het tijdelijke met het eeuwige verwisselen, inslapen, insluimeren, kapotgaan, kreperen, om het leven komen, omkomen, ontslapen, overlijden, peigeren, teloorgaan, tenietgaan, uitsterven, verrekken, verscheiden, versmachten[Domaine]
stukgaan (v. intr.)
se casser (fr)[Classe]
stukgaan (v. intr.)
se couper ou se diviser dans un certain sens (fr)[Classe]
se casser (fr)[Classe]
change integrity (en)[Hyper.]
breekgeld, breuk - breuk, doorbraak - breuk - breekbaar, broos[Dérivé]
breken, doorbreken, kraken[Domaine]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,031s