Publicitad E▼
sturen
bevaren, leiden, loodsen, manoeuvreren, navigeren, richten, varen, wenden, zeilen, zenden, zweven
sturen (v.)
afzenden, expediëren, gooien, opsturen, opsturen,, rondsturen, rondzenden, uitzenden, versturen, verwijzen, verzenden, wegsturen, zenden
sturen (v. trans.)
afzenden, autorijden, bedienen, behandelen, bestieren, besturen, bijsturen, brengen, de leiding hebben over, dirigeren, expediëren, hanteren, insturen, inzenden, karren, leiden, loodsen, managen, omrijden, opsturen, overseinen, postzak, reguleren, richten, rijden, rijden met, rondstralen, rondsturen, rondzenden, seinen, stevenen, telegraferen, tuffen, uitzenden, versturen, verzenden, vestigen, wegsturen, zenden, zorgen
Publicidad ▼
Ver también
sturen (n. neu.)
↗ afzenden, insturen, inzenden, opsturen, rondsturen, rondzenden, versturen, zenden
sturen (v. trans.)
↘ aanvoering, automobilist, behandeling, beheer, bestuurder, bestuurster, bewindvoering, chauffeur, inzending, leiderschap, leiding, omroep, omroepwezen, radio, radio-omroep, radioprogramma, radiouitzending, radio-uitzending, rijvaardigheid, sturing, televisieuitzending, uitzenden, uitzending, verspreid, wijdlopig, zending
⇨ de rekening sturen • een telegram sturen • in ballingschap sturen • in de verkeerde richting sturen • in de war sturen • met pensioen sturen • per expresse sturen • retour sturen • verkeerd sturen
Publicidad ▼
sturen
sturen
sturen (n.)
expeditie; versturing; verzending; sturen; inzending[ClasseHyper.]
afzenden, insturen, inzenden, opsturen, rondsturen, rondzenden, sturen, versturen, zenden - envoyer (fr)[Nominalisation]
opwekking, provocatie, uitlokking, veroorzaking[Hyper.]
postzak, sturen - afzenden, expediëren, opsturen, sturen, versturen, verzenden, wegsturen - afzenden, expediëren, opsturen, opsturen,, rondsturen, rondzenden, sturen, uitzenden, versturen, verzenden, wegsturen, zenden - afzenden, expediëren, gooien, opsturen, sturen, versturen, verwijzen, wegsturen[Dérivé]
sturen (v.)
sturen (v.)
sturen (v. tr.)
sturen (v. tr.)
sturen (v. tr.)
loodsen; sturen; rijden met; besturen[ClasseHyper.]
sturen (v. tr.)
sturen (v. tr.)
diffuser une émission (fr)[Classe]
uitzenden[ClasseHyper.]
sturen (v. tr.)
sturen (v. tr.)
sturen (v. tr.)
transfer (en)[Hyper.]
inzending, sturen, zending - bon voyage, farewell, send-off (en)[Dérivé]
sturen (v. tr.)
sturen (v. tr.)
bestieren, besturen, bevelen, managen[Hyper.]
manoeuvre, speelwijze, speling - tussendek - kanalisatie - bestiering, leiding - head, headway (en) - head (en) - forefront, head (en) - hoek, kant, richting, zijde - begeleider, gids, hoofdman, leiboom, leidsman - roerganger, stuurman - maneuverer, manoeuvrer (en) - deurwaarder, gerechtsbode, gerechtsdeurwaarder, gids, paranimf - bestuurbaar, manoeuvreerbaar, wendbaar[Dérivé]
Contenido de sensagent
computado en 0,031s