Publicitad D▼
trekken
aanlokken, aantrekken, belijnen, betrekken, extraheren, halen, liniëren, lokken, ontvangen, reizen, rondtrekken, rukken, sjorren, slepen, sleuren, toeren, uittrekken, verhuizen, zetten, zwerven
trekken (n.m.p.)
trekken (v.)
aanlokken, aantrekken, afdwalen, afpeuteren, afpulken, begeven, bekkentrekken, bekoren, bijstand, bijstandsuitkering, destilleren, distilleren, dolen, doorlopen, doorreizen, dwalen, een gezicht trekken, excerperen, extraheren, gedistilleerd, gekke bekken trekken, gekke gezichten trekken, gezinsbijstand, grijnzen, kromtrekken, kuieren, landlopen, langeafstands wandelen, lospeuteren, loten, omzwerven, opnemen, op trektocht gaan, persen, peuren, peuteren, pulken, punniken, puren, putten, reizen, ronddolen, ronddwalen, rondreizen, rondtrekken, rondzwerven, scheeftrekken, schudden, sociale bijstand, stoken, terugnemen, toeren, trekkebekken, uitkrijgen, uitloten, uitrukken, uittrekken, vertreden, vertrekken, voorttrekken, wandelen, welzijnssector, welzijnszorg, werken, zwalken, zwerven
trekken (v. intr.)
trekken (v. trans.)
Publicidad ▼
Ver también
trekken (v. intr.)
↗ openbare weg, route, traject, trajekt, travers, traverse, verbindingsweg, verkeersweg, weg
trekken (v.)
↘ afdwaling, doling, dwaaltocht, landloperij, omzwerving, reis, rondrit, rondtrekkend, rondzwervend, rondzwerving, sightseeing, tocht, tour, trektocht, trip, wandeling, zwerftocht, zwervend ↗ clochard, dakloze, dwaalgast, grijns, grimas, hasj, hasjiesj, hobo, landloopster, landloper, nomade, nomaden, straatslijper, tramp, vagant, vagebond, wiet, zwerfgast, zwerfkat, zwerfvogel, zwerver ≠ aanduwen, deponeren, douwen, drukken, duwen, opschuiven, persen, storten
trekken
⇨ aan de touwtjes trekken • aan het kortste eind trekken • conclusie trekken uit • de aandacht trekken • de beurs trekken • een conclusie trekken • een gezicht trekken • een lijn trekken • een parallel trekken tussen • een vergelijking trekken tussen • gekke bekken trekken • gekke gezichten trekken • het trekken van een revolver • het vel over de oren trekken • iemands aandacht trekken • in grote trekken • in twijfel trekken • konklusie trekken uit • lering trekken uit • lootjes trekken • met zijn been trekken • naar zich toe trekken • op het strand trekken • overhaaste conclusies trekken • profijt trekken uit • scheef trekken • strootje trekken • wortel trekken
Publicidad ▼
trekken
tracer une (ou des) ligne(s) (fr)[Classe]
réglage du papier (action de tracer des traits) (fr)[Thème]
régloir (fr)[GenV+comp]
trekken (n.)
trekken (v.)
trekken (v.)
trekken (v.)
trekken (v.)
doorreizen, reizen, trekken[Hyper.]
reis, rondrit, sightseeing, tocht, tour, trektocht, trip - excursie, picknick, plezierreis, plezierreisje, pleziertocht, tochtje, trip, uitje, uitstapje, vakantie, vakantiereis, wandeletappe, zakenreis - reiziger - toerist, vakantieganger[Dérivé]
bewegen, doorreizen, gaan, koersen, tijgen, voortbewegen[Cause]
trekken (v.)
change surface (en)[Hyper.]
heave (en) - knak, knik, scheluwte[Dérivé]
trekken (v.)
bewegen, verhangen, verleggen, verplaatsen, verroeren, verschuiven, verzetten[Hyper.]
haal, slok, trek - buit, poet, roofgoed, tractie, verovering - draft, draught, drawing (en) - dragger, industrial tow tractor, industrial tractor, puller, towing tractor, tow tractor, tractor truck, tugger (en) - kracht[Dérivé]
trekken - draw, pull (en)[Domaine]
trekken (v.)
brouwen, wellen[Hyper.]
draw (en)[Domaine]
trekken (v.)
vormen, vormgeven[Hyper.]
draw (en)[Domaine]
trekken (v.)
trekken (v.)
(vocht; nat; vloeistof; nattigheid)[termes liés]
(koker; schacht; wel; waterput; welput)[termes liés]
trekken (v.)
trekken (v.)
trekken (v.)
trekken, voorttrekken[Hyper.]
haal, slok, trek - aantrekkingskracht - aantrekkelijkheid - attracter, attraction, attractive feature, attractor, magnet (en) - attractie, attraktie, bezienswaardigheid, topper, trekker, trekpleister - attractie - pull (en) - attractive (en)[Dérivé]
intrekken[Domaine]
achteruitschuiven, afstoten, terugdrijven, terugdringen, terugduwen, vervreemden[Ant.]
trekken (v.)
errer, aller sans suivre un chemin (fr)[Classe]
rondwandelen; kuieren; slenteren[Classe]
voyager sans but (fr)[Classe]
bewegen, doorreizen, gaan, koersen, tijgen, voortbewegen[Hyper.]
doling, dwaaltocht, landloperij, omzwerving, rondzwerving, zwerftocht - drift fishery, drifting, driftnet fishing, drift-netting (en) - vagebond - langeafstandswandelaar, trekker - wandelaar - achterblijven, achterblijver - clochard, dakloze, hobo, schooier, tramp, vagant, zwerfkat, zwerver - meander, ramble (en) - zwerfdier[Dérivé]
afdwalen, bedekken, loslopen, meedrijven, verdolen, verdwalen - wander (en)[Domaine]
trekken (v.)
doorreizen, reizen, trekken[Hyper.]
trekker (en)[Dérivé]
trekken (v.)
trekken (v.)
percevoir de l'argent (fr)[Classe]
trekken (v.)
trekken (v.)
trekken (v.)
fumer, inspirer du tabac (brins ou fumée) (fr)[Classe]
(pijp)[termes liés]
(sigaar; stinkstok), (sigaret; sjekkie; kankerstok; saffie; shagje; strootje; peuk)[termes liés]
trekken (v. intr.)
rondwandelen; kuieren; slenteren[Classe]
te voet gaan; loop; met de benenwagen gaan[Classe]
se déplacer, voyager (fr)[Classe...]
trekken (v. intr.)
mouvement de l'air (fr)[termes liés]
trekken (v. tr.)
faire un effort pour déplaçer (qqch) vers soi (fr)[Classe]
voorttrekken[ClasseHyper.]
Contenido de sensagent
computado en 0,094s