Publicitad E▼
uitbranden
uitbranden (n. neu.)
uitbranden (v.)
afbranden, doorbranden, doorsmeulen, platbranden, schoonbranden, uitrazen, uitwaaien, verbranden, wegbranden
uitbranden (v. intr.)
afbranden, branden, fikken, opbranden, gloeien (figuurlijk, oneigenlijk), popelen (figuurlijk, oneigenlijk)
uitbranden (v. trans.)
Publicidad ▼
Ver también
uitbranden (n. neu.)
↗ cauteriseren, dichtbranden, dichtschroeien, dichtvriezen, etsen, inbijten, toebranden, toevriezen
uitbranden (v. trans.)
↘ brandbaar, brandwond, crematie, krematie, lijkverbranding, verbranding
uitbranden (v. intr.)
uitbranden
uitbranden (n.)
cauterisatie; uitbranden[ClasseHyper.]
uitbranden (v.)
uitbranden (v.)
uitbranden (v. intr.)
se consumer par le feu (fr)[Classe]
uitbranden (v. tr.)
préparer qqch par une cuisson (fr)[ClasseParExt.]
brûler, altérer ou détruire par le feu (fr)[Classe]
excessif et trop (fr)[Caract.]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,031s