Publicitad D▼
uitkomen
aan het licht komen, aftekenen, blijken, erkennen, gebeuren, in opkomst zijn, merken, ogen, opdagen, opkomen, passen, resulteren, rondkomen, schikken, sluiten, spelen, staan, terechtkomen, tevoorschijn komen, te voorschijn komen, toegeven, treffen, uitkomen op, uitkomen voor, uitlekken, uitlopen, uitmonden, uitpakken, uitvallen, verschijnen, voor de dag komen, zichtbaar worden, zien
uitkomen (v.)
gaan naar, leiden tot, opleveren, resulteren, resulteren in, tot resultaat hebben, uitlopen op, uitmonden in
uitkomen (v. intr.)
afspelen, afsteken, aftekenen, bekleden, betreffen, bewerkstelligen, buitenkomen, contrasteren, conveniëren, correct zijn, doorregenen, doorsijpelen, gebeuren, gelden, geschieden, gevallen, goed aflopen, het huis verlaten, infiltreren, in het oog springen, inschakelen, juist zijn, kaarten, kaartspelen, kloppen, korrekt zijn, leiden, leiden naar, lopen, lopend, materialiseren, meespelen, naar buiten gaan, naar buiten komen, omgaan, omhoogschieten, ontluiken, ontplooien, opduiken, openbarsten, openbreken, opengaan, openschieten, openspringen, openvliegen, opgaan, opkomen, opspelen, opvallen, passen, passeren, presteren, realiseren, realizeren, resulteren, ruchtbaar worden, schieten, schikken, spelen, sporten, staan, strekken, te voorschijn komen, treffen, uitdraaien, uitgaan, uitlekken, uitlopen, uitmonden, uitpakken, uitschieten, uitspelen, uitstrekken, uitvallen, valideren, vallen, verhouden, verspelen, verstoffelijken, vervullen, verwerkelijken, verwezenlijken, verwezenlijkt worden, vigeren, voeren, voor de hand liggen, voortkomen, voortvloeien, waarmaken, werkelijkheid worden, zich openen, zich tonen, zich vertonen, zich verwezenlijken
Publicidad ▼
Ver también
uitkomen (v. intr.)
↘ bespeelbaar, gokker, speelster, speler ≠ loochenen, ontkennen, uitblijven, verloochenen, verzaken, voorafgaan, voorafgaan aan, voorgaan, wegblijven
uitkomen
⇨ (iemand) heel goed uitkomen • doen uitkomen • uitkomen met • uitkomen op • uitkomen tegen • uitkomen voor
Publicidad ▼
uitkomen
opdoemen, verschijnen, vertonen[Hyper.]
uitkomen (v.)
arriver à (un résultat) (fr)[Classe]
uitkomen (v. intr.)
s'aérer (fr)[ClasseParExt.]
uitkomen; buitenkomen; uitgaan; naar buiten gaan; naar buiten komen[ClasseHyper.]
être absent (fr)[ClasseParExt.]
(buiten; buitenshuis; in de open lucht), (picknick)[termes liés]
uitkomen (v. intr.)
rendre, devenir moins bien - meilleur (fr)[ClasseOppos.]
uitkomen (v. intr.)
opengaan; zich openen[ClasseHyper.]
s'ouvrir (fleur en bouton) (fr)[Classe]
(bloemenhandelaar; bloemenhandelaarster; bloemist; bloemiste), (bloem; bloemetje; bloempje; blom; bloesem)[termes liés]
(zaadkorrel; zaadje)[termes liés]
abcès (fr)[DomaineCollocation]
doorbreken, doordouwen, doordrijven, doordrukken[Hyper.]
dehiscence (en) - barstening[Dérivé]
uitkomen (v. intr.)
s'annoncer, devenir public (fr)[Classe]
uitkomen (v. intr.)
devenir matériel (fr)[Classe]
afspelen, gebeuren, gebeuren met of aan, geschieden, gevallen, omgaan, optreden, overkomen, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, spelen, voltrekken, voorkomen, zich afspelen - gaan, geraken, komen, raken, treden, worden[Hyper.]
materialisation, materialization, offspring (en) - materialisatie - verwerkelijking[Dérivé]
uitkomen (v. intr.)
uitkomen (v. intr.)
jouer un coup, faire un coup (dans un jeu) (fr)[Classe]
uitwerken; inwerken op; invloed hebben op; invloed uitoefenen op[Classe]
uitkomen (v. intr.)
uitkomen (v. intr.)
uitkomen (v. intr.)
apparaître : devenir distinct, manifeste (fr)[Classe]
se déclarer, se dévoiler (personne) (fr)[Classe]
se montrer (fr)[Classe]
(landing)[termes liés]
opdoemen, verschijnen, vertonen[Hyper.]
open, surface (en)[Dérivé]
uitkomen (v. intr.)
uitkomen (v. intr.)
aangroeien, ontwikkelen, regenereren[Hyper.]
loot, scheut, spruit, uitloper - stock (en) - spruit - ontkieming[Dérivé]
uitkomen (v. intr.)
uitkomen (v. intr.)
uitkomen (v. intr.)
uitkomen (v. intr.)
uitkomen (v. intr.)
aantreden tegen; uitkomen tegen; spelen[ClasseHyper.]
zich gedragen[Hyper.]
playing (en) - speelgoed, speeltje, speeltuig[Dérivé]
uitkomen (v. intr.)
uitkomen (v. intr.)
être évident (fr)[Classe]
uitkomen (v. intr.)
Contenido de sensagent
computado en 0,078s