Definición y significado de uitvoeren

afbouwen, afkrijgen, afmaken, afronden, bea aindigen, finishen, klaarkrijgen, voleinden, voleindigen, volledig maken, volvoeren - effect, effectuate, set up (en)[Hyper.]

prestatie, voltooiing - bevrediging, satisfactie, vervulling - executie, export, exporthandel, implementatie, tenuitvoerbrenging, tenuitvoerlegging, terdoodbrenging, terechtstelling, uitvoer, uitvoerhandel, uitvoering, voltrekking - doenlijk, haalbaar, haalbare, uitvoerbaar - leidinggevend[Dérivé]

afhandelen, uitvoeren[Domaine]

acteren, spelen, toneelspelen[Hyper.]

uitvoering[Dérivé]

herscheppen, weergeven[Hyper.]

concretisering, effectuering, implementatie, implementering, opbouw, prestatie, realisatie, realisering, tenuitvoerlegging, totstandbrenging, totstandkoming, uitvoer, uitvoering, verwerkelijking, verwezenlijking, volbrenging - acteur, actrice, doener, iemand die iets doet, practicus, pragmaticus - executant (en)[Dérivé]

doen, handel drijven, handelen, verhandelen[Hyper.]

uitvoer - export, exportartikel, exportcijfer, uitvoer, uitvoerartikel - exporteur, uitvoerder, uitvoerster[Dérivé]

geïmporteerd, importeren, invoeren[Ant.]

ten uitvoer brengen; volvoeren; doorvoeren; implementeren; voltrekken; verrichten; uitvoeren; effektueren; effectueren; uithalen; uitrichten; doen; uitspoken; uitvreten[ClasseHyper.]

effectuer une action (PCourante) (fr)[ClasseParExt...]

mener à terme qqch (fr)[Classe]

uitvoeren, volbrengen[Hyper.]

acteur, actrice, doener, iemand die iets doet, practicus, pragmaticus[Dérivé]

omzetten; verkopen; slijten[Classe]

afzenden; insturen; inzenden; opsturen; rondsturen; rondzenden; versturen[Classe]

(uitvoer; export; exportartikel; exportcijfer; uitvoerartikel)[termes liés]

commerce international (fr)[DomaineCollocation]

blazen[Hyper.]

playing (en)[Dérivé]

bespelen, concerteren, musiceren, spelen, strijken[Domaine]

herscheppen, weergeven[Hyper.]

daad, toneelspelen - schouwspel, show, spektakel, uitvoering, vertoning, voorstelling - artiest, performer[Dérivé]

finir qqch (fr)[Classe]

afbouwen, afkrijgen, afmaken, afronden, bea aindigen, finishen, klaarkrijgen, voleinden, voleindigen, volledig maken, volvoeren[Hyper.]

her, herexamen, herkansing, herkeuring, nabehandeling, nazorg - follow-through (en) - followup, follow-up (en) - executie, export, exporthandel, implementatie, tenuitvoerbrenging, tenuitvoerlegging, terdoodbrenging, terechtstelling, uitvoer, uitvoerhandel, uitvoering, voltrekking - vervolg[Dérivé]

uitvoeren, volbrengen[Domaine]

put (en)[Analogie]