Definición y significado de uitzenden

diffuser une émission (fr)[Classe]

uitzenden[ClasseHyper.]

bekend maken, in het openbaar brengen, luchten, openbaar maken, reclame maken voor, ventileren, wereldkundig maken[Hyper.]

seininrichting, station, transmitter, zender, zendpost, zendstation - het uitzenden - broadcast (en) - allure - programma - balkenstraal, geleide straal - omroeper[Dérivé]

air (en)[Cause]

répétition de qqch (situation, état) (fr)[Classe]

émission de télévision (fr)[Classe]

chose produite à l'extérieur de soi (fr)[Classe]

radio (fr)[termes liés]

broadcast (en)[Hyper.]

overseinen, rondstralen, seinen, sturen, telegraferen, uitzenden - relayeren[Nominalisation]

placer à un poste d'observation (fr)[Classe]

afvaardigen, delegeren, deputeren, gedeputeerd, opdragen[Hyper.]

ambt, ambtsbediening, arbeidsplaats, baan, bediening, betrekking, dienstbetrekking, dienstverband, functie, job, officie, officium, plaats, positie, werk, werkkring - bill poster, bill sticker, poster (en)[Dérivé]

diffuser une émission (fr)[Classe]

produire une émission (fr)[DomaineCollocation]

radiouitzending[GenV+comp]

aangeven, aanreiken, doorgeven, doorsluizen, overbrengen, overdragen, overrijden[Hyper.]

inzending, sturen, zending - afzender, zender[Dérivé]

verladen[Hyper.]

het wegsturen, uitzenden - communiqué - dispatcher (en)[Dérivé]

afreis, afscheid, het gaan, vaarwel, vertrek, weggaan[Hyper.]

verladen - afschepen, uitzenden, verzenden[Dérivé]