Publicitad R▼
veroorzaken
aandoen, aanrichten, aanstichten, baren, bezorgen, laten, maken, ontketenen, opwekken, scheppen, teweegbrengen, uitlokken, verwekken, voortbrengen, wekken, zaaien
veroorzaken (v.)
aanleiding geven tot, bewerkstelligen, leiden tot, reden geven tot, teweegbrengen, tot gevolg hebben
veroorzaken (v. trans.)
begeesteren, doen, enthousiasmeren, leiden, maken, motiveren, nemen, opwarmen, teweegbrengen
Publicidad ▼
Ver también
veroorzaken (v. trans.)
↘ af, bevrediging, klaar, satisfactie, vervulling, voldongen, voltooid
⇨ altijd wel... veroorzaken • blaren veroorzaken • doorrijden na veroorzaken van ongeval • schade veroorzaken
Publicidad ▼
veroorzaken (v.)
avoir pour effet (fr)[Classe]
veroorzaken (v.)
laten, maken, produceren, scheppen, vervaardigen[Hyper.]
resultaat[Dérivé]
veroorzaken (v. tr.)
bewerker, oorzaak, veroorzaker - opwekking, provocatie, uitlokking, veroorzaking - inwijding - inducement, inducing (en) - stimulering - genotmiddel, input, invoer, invoering, prikkel, stimulans, stimulering, stimulus - reden - cause (en) - aanmoediging, aanmoedigingspremie, incentive, opkikker, opwekking, prestatiedrang, prikkel, sleeplift, starterspremie, startpremie, startsubsidie, stimulans - overreder - causatief - inducive, inductive (en)[Dérivé]
veroorzaken (v. tr.)
geven[Domaine]
veroorzaken (v. tr.)
mener à terme qqch (fr)[Classe]
Contenido de sensagent
computado en 0,031s