Publicitad D▼
vies
kleverig, naar, obsceen, onfris, onhygiënisch, onsmakelijk, onverzorgd, schunnig, smerig, vuil, vunzig
vies (adj.)
beikes, eikes, goor, groezelig, jakkes, onaangenaam, onfris, onrein, onzindelijk, pornografisch, smerig, smoezelig, vuil, walgelijk
vies (adv./adj.)
Publicidad ▼
Ver también
vies (adj.)
↘ bekladden, besmetten, bevuilen, goor, groezelig, onrein, onreinheid, onzindelijk, onzindelijkheid, smeerboel, smerig, smerigheid, smoezelig, viesheid, viezigheid, vuilheid, vuilmaken ↗ pornografie, vuil, vuiligheid ≠ aangenaam, behaagelijk, fijn, net, plezierig, proper, schoon, smetteloos, zindelijk
vies (adj.)
vies (adj.)
onrein, vuil[Similaire]
vies (adj.)
malsain (fr)[Classe]
sale (fr)[Classe]
rot; voos; verrot; bedorven[Classe]
répugnant par l'aspect (fr)[Classe]
vies (adj.)
weerzinwekkend[Similaire]
vies (adj.)
wanordelijk[Similaire]
vies (adj.)
déplaisant (fr)[Classe]
mauvais, désagréable (pour un repas) (fr)[DomainJugement]
vies (adj. et adv.)
de manière sale (fr)[Classe]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,047s