Publicitad R▼
voorafgaan (v.)
antecederen, antedateren, antidateren, precederen, voorafgaan aan, voorgaan, vooruitgaan
voorafgaand (adj.)
voorafgaand (adv./adj.)
bij voorbaat, inleidend, vantevoren, van tevoren, van te voren, voor-, vooraf, voorhand, vooruit
Publicidad ▼
Ver también
voorafgaan (v.)
↘ antecedent, antecedenten, precedent, voorafgaand, voorganger, voorgangster, voorloper ≠ achternarijden, komen na, leiden, nakomen, narijden, op elkaar volgen, opvolgen, resulteren, uitdraaien, uitkomen, uitlopen, uitmonden, uitpakken, uitvallen, vallen, volgen, volgen op, voortkomen, voortvloeien
voorafgaand (adv./adj.)
↘ bij voorbaat, vantevoren, van tevoren, van te voren, vooraf, voorhand, vooruit ↗ inleidend
voorafgaand (adj.)
↗ antecederen, antedateren, antidateren, precederen, voorafgaan ≠ erop volgend
Publicidad ▼
voorafgaan (v.)
voorafgaan; voorgaan; voorafgaan aan[ClasseHyper.]
voorafgaan (v.)
voorafgaan (v.)
voorafgaan (v.)
voorafgaand (adj.)
qui précède dans le temps (fr)[Classe]
voorafgaand (adj.)
qui présage (fr)[Classe]
qui précède dans le temps (pour une personne) (fr)[Classe]
(indicering; verschijnsel), (indiceren; aanwijzen; aangeven; aanduiden)[termes liés]
annoncer (fr)[Qui~]
profetisch[Similaire]
voorafgaand (adj.)
voorafgaand (adj. et adv.)
antérieurement dans le temps (fr)[Classe]
[ précédemment à ] (fr)[Syntagme]
Contenido de sensagent
computado en 0,047s