Publicitad E▼
voorbereiden
bedenken, gereedmaken, opzetten, prepareren, smeden, soigneren
voorbereiden (v.)
aanmaken, begeleiden, bereiden, brouwen, coachen, klaarmaken, koken, opmaken, prepareren, toebereiden, trainen, warmdraaien
voorbereiden (v. trans.)
aangorden, africhten, dresseren, drillen, gereedmaken, installeren, instrueren, klaarmaken, oefenen, opmaken, prepareren, trainen, warmdraaien, zorgen voor
Publicidad ▼
Ver también
voorbereiden (v.)
↘ cuisinier, keukenmeid, keukenprinses, kok, kokkin ↗ het koken, keuken, kook-, kookkunst
voorbereiden (v. trans.)
Publicidad ▼
voorbereiden
instrueren, opleiden, scholen[Hyper.]
bijscholing, nascholing, vooropleiding - practicant, trainee - lestoestel, lesvliegtuig, trainer - voor-, voorbereidend[Dérivé]
africhten, dresseren, drillen, oefenen, trainen, voorbereiden, warmdraaien - develop, educate, prepare, train (en) - disciplineren, zich beheersen[Domaine]
voorbereiden (v.)
toebereiden; klaarmaken[Classe]
bereiden[Hyper.]
het koken, keuken, kook-, kookkunst[GenV+comp]
kookstel, moesappel, stoofpeer - cuisinier, keukenmeid, keukenprinses, kok, kokkin[Dérivé]
maken[Domaine]
voorbereiden (v.)
voorbereiden (v.)
préparer (fr)[Classe]
chimie (fr)[DomaineCollocation]
soin (fr)[DomaineCollocation]
pharmacie (fr)[DomaineCollocation]
op touw zetten, organiseren[Hyper.]
voorbereiden (v.)
voorbereiden (v. tr.)
voorbereiden (v. tr.)
voorbereiden (v. tr.)
voorbereiden (v. tr.)
Contenido de sensagent
computado en 0,032s