Publicitad R▼
Definición y significado de ziedend
Sinónimos
ziedend (adj.)
ziedend (adv./adj.)
furieus, grimmig, hooglopend, laaiend, razend, spinnijdig, uitzinnig, woedend, woest
zieden
zieden (v. intr.)
buiten zichzelf zijn, door, karnen, koken, schuimbekken, woedend zijn, woelen
Publicidad ▼
Ver también
Diccionario analógico
ziedend (adj.)
où il y a beaucoup de gens (fr)[Classe]
qui est en grande quantité (fr)[Classe]
ziedend (adj.)
qui est en colère (fr)[Classe]
boos, boze, kwaad, kwade, ontstoken[Similaire]
alledaagse uitdrukking[Domaine]
ziedend (adj. et adv.)
cruel (fr)[Classe]
qui est en colère (fr)[Classe]
violent (personnes) (fr)[Classe]
qui est, ou semble frappé de folie (fr)[Classe]
(doden; ombrengen), (vernietigend; destructief; destruktief), (slachtoffer; gestorvene; dode; afgestorvene)[termes liés]
fureur (fr)[Atteint]
boos, boze, kwaad, kwade, ontstoken[Similaire]
zieden (v. intr.)
être en colère (fr)[Classe]
écumant de (fr)[Etre+Attribut]
bulderen, loeien, razen, tieren[Hyper.]
zieden (v. intr.)
être en train de bouillir (fr)[Classe]
(vocht; nat; vloeistof; nattigheid)[termes liés]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
- definiciones
- sinónimos
- antónimos
- enciclopedia
computado en 0,032s