Definición y significado de zijde

kant; zij; zijkant; zijde[Classe]

partie superficielle dure (fr)[Classe]

voorkant; voorzijde; kruis; kop[ClasseHyper.]

surface (étendue externe d'un corps) (fr)[Classe]

cristal et cristallographie (fr)[termes liés]

feuille de la plante (fr)[DomainDescrip.]

buitenkant, buitenste, buitenzijde, exterieur, opp., oppervlak, oppervlakte, vlak[Hyper.]

face (en) - gezichts-[Dérivé]

étoffe de soie (fr)[Classe]

doek, kleed, laken, materiaal, stof, stofdoek, stofvod, textiel, textielindustrie, textielnijverheid, textielvezel, weefsel[Hyper.]

indication de position relative (direction) (fr)[Classe]

habitation (lieu où l'on habite) (fr)[termes liés]

boord; kant; rand; randversiering[Classe]

lieu de ce qui occupe une position (fr)[Classe]

indication de position relative (direction) (fr)[Classe]

kant; zij; zijkant; zijde[ClasseHyper.]

partie (fr)[Classe...]

(kant; zij; zijkant; zijde)[termes liés]

[ du côté de ] (fr) - aan deze kant van - aan beide kanten van[Syntagme]

oppervlak, oppervlakte, vlak[Hyper.]

bij, bij benadering, bijna, circa, dichtbij, dicht bij, enigszins, grofweg, in de buurt van, min of meer, nagenoeg, om en nabij, omstreeks, omtrent, ongeveer, plusminus, rond, ruw, ruwweg, vlak bij, vrijwel, zo goed als, zoiets als, zowat[Syntagme]

étoffe de soie (fr)[Classe]

zij; zijde[ClasseHyper.]

lint; band; strip; streep; strook; baan[Classe]

(spinrag; spinneweb)[termes liés]

doek, kleed, laken, materiaal, stof, stofdoek, stofvod, textiel, textielindustrie, textielnijverheid, textielvezel, weefsel[Hyper.]

glanzend, satijnzacht[Dérivé]

indication de position relative (direction) (fr)[Classe]

astrologie (fr)[DomainDescrip.]

fietspad, koerslijn, reisroute, rijwielpad, routebeschrijving, weg[Hyper.]

hoek, kant, richting, rijrichting, weg, zijde[Hyper.]

besturen, karren, loodsen, omrijden, richten, rijden, sturen, vestigen - aangaan, aanhouden, aansturen op, een richting op gaan, ergens naar toe gaan, gaan in de richting van, opgaan, richting kiezen naar, zich begeven naar[Dérivé]

buitenkant, buitenste, buitenzijde, exterieur, opp., oppervlak, oppervlakte, vlak[Hyper.]

afbouwen, afkomen, aflopen, eindigen, gedaan zijn, gereedkomen, klaarkomen, nokken, ophouden, stoppen, uitgaan, uitscheiden, vervallen, wegvallen[Dérivé]

action de modifier l'orientation de la position (fr)[Classe]

zich oriënteren op[Nominalisation]

inplanting, ligging, positie, ruimte, situatie, stand[Hyper.]

binnenkomend - aftredend[Dérivé]

aardgordel, hemelstreek, klimaatgordel, luchtstreek, zone - lichaamsdeel, lid[Hyper.]

corpus, lijf, romp, tors, torso[Desc]

Descripteurs EUROVOC (fr)[Thème]

doux au toucher (fr)[Classe...]

qui a l'apparence de (fr)[Classe]

qui émet ou réfléchit la lumière (fr)[Classe]

qualificatif de l'aspect d'une étoffe (fr)[DomaineDescription]

zij, zijde, zijdedoek[Semblable]

glanzend, satijnzacht[Similaire]