Definición y significado de HUESO

hueso (n.)

been, bot, kern, klokhuis, kroos, pit, monnikenwerk, geploeter, koeliewerk, slavenarbeid, slavenwerk, geestdodend werk, vermoeiend karwei, hele kluif, struikelblok, ijveraar, grenspaal, landpaal, rots, scheidpaal, steenrots, steensoort, kersenpit, kersepit, steentje, steen, zaad, zaadkorrel, zaaigoed, zaadje, zaaizaad, beenweefsel, schonk, knekel, graat, botje, knok, knook

bocado sin hueso (n.)

gelegenheidsaanbieding, koopje, spotkoopje, voordeeltje

de color hueso (adj.)

gebroken wit, vaalwit

fractura de hueso (n.)

beenbreuk, beenfractuur, beenfraktuur, botbreuk, breuk, fractuur, fraktuur

fruta de hueso (n.) (biología)

steenvrucht  (biologie)

hueso con tuétano (n.)

mergbeen, mergpijp, mergpijpje

hueso coxal (n.)

heupbeen

hueso craneal (n.)

schedelbeen

hueso craneano (n.)

schedelbeen

hueso de caña de vaca (n.)

mergbeen, mergpijp, mergpijpje

hueso del carpo (n.)

achterhandsbeentje, handwortelbeentje

hueso del tarso (n.)

voetbeentje, voetwortel, voetwortelbeentje

hueso esfenoides (n.)

wiggebeen, wiggebeentje, wiggebeentjes

hueso iliaco (n.)

heupbeen

hueso innominado (n.)

heupbeen

hueso maxilar (n.)

kaak, kaakbeen, kakement, kinnebak, onderkaak, wangkwab

hueso metacarpiano (n.)

middelhandsbeen, middelhandsbeentje, middenhandsbeen, middenhandsbeentje

hueso metatarsiano (n.)

gelidbeentje, kootbeen, kootje, middelvoet, middelvoetsbeen, middelvoetsbeentje, middenvoet, middenvoetsbeen, middenvoetsbeentje, vingertop

hueso nasal (n.)

nasaal, neusbeen, neusbeentje, neusklank

hueso occipital (n.)

achterhoofdsbeen

hueso palomo (n.)

staartbeen, stuit, stuitbeen, stuitje

hueso sacro (n.)

heiligbeen, sacrum

hueso temporal (n.)

slaapbeen

Hueso

Bot (anatomie)