Publicitad R▼
fault (n.)
fout, gebrek, misgreep, misslag, vergissing, abuis, blunder, misverstand, schuld, breuk, afdwaling, feil, gebrekkigheid, imperfectie, lapsus, onjuistheid, onvolkomenheid, onvolmaaktheid, weeffout, tekort, defect, tekortkoming
fault (v.)
at fault (adj.)
be at fault (v.)
double fault (n.)
find fault (v.)
find fault with
find fault with (v.)
aanmerken, aanmerkingen maken op, afgeven op, afkeuren, becritiseren, bekijven, bekritiseren, bekritizeren, berispen, corrigeren, critiseren, een lezing geven, een standje geven, een uitbrander geven, hekelen, iets aan te merken hebben op, kapittelen, kijven, kritiek leveren op, kritiseren, kritizeren, onder handen nemen, roskammen, schelden, terechtwijzen, uitvaren tegen, vermanen, vuilbekken
to a fault (adv.)
buitengewoon, buitensporig, excessief, overdadig, overdreven, te
Publicidad ▼
Ver también
fault (n.)
fault (n.)
serve, service[Hyper.]
fault (n.)
fault (n.)
mauvaise réputation (fr)[Classe]
démériter (fr)[Nominalisation]
value, worth[Hyper.]
merit, virtue[Ant.]
fault (n.)
défaut dans un circuit électrique ou électronique. (fr)[ClasseHyper.]
breakdown, equipment failure[Hyper.]
fault (n.)
fault (n.)
imperfection, imperfectness[Hyper.]
blemish, flaw - defective, faulty[Dérivé]
fault (n.)
fault (v.)
reprocher (fr)[Classe]
sanctionner à l'oral qqn (fr)[Classe]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,406s