Publicitad R▼
flater
blunder, bok, domheid, fout, misgreep, miskleun, misslag, stommiteit, uitglijder, vergissing
flater (n.m.)
blooper, blunder, broddelwerk, domheid, dommigheid, enormiteit, ezelachtigheid, flodderwerk, gebroddel, gehaspel, gekloot, geklungel, geknoei, gemier, gemodder, gepruts, gestumper, giller, kladwerk, klungelwerk, knoeiwerk, knutselwerk, lapwerk, misgreep, misser, misslag, prulwerk, prutswerk, roffelwerk, stommigheid, stommiteit, stupiditeit, uitglijder, zeperd, miskleun (gemeenzaam)
Publicidad ▼
flater (m. s.)
action sotte ou maladroite (fr)[Classe]
bousiller (fr)[Nominalisation]
abuis, blunder, fout, misgreep, misslag, misverstand, vergissing[Hyper.]
klungelen, verknoeien - aanmodderen, aanrommelen, afgaan, bederven, blameren, er een potje van maken, klungelen, klunzen, knoeien, mispeuteren, opschudden, opzetten, prutsen, rommelen, rotzooien, schutteren, stuntelen, verbroddelen, verbrodden, verbruien, vergallen, verhaspelen, verknallen, verknoeien, verknollen, verpesten, verprutsen, versjteren, verstieren, verzieken - blunderen, een bok schieten, een flater slaan, misdoen, misdrijven, miskleunen, strompelen - botchy, butcherly, unskillful (en)[Dérivé]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,702s