Publicitad R▼
ongelukkig
arm, ellendig, onfortuinlijk, ongemakkelijk, rampspoedig, rampzalig, slecht, triest
ongelukkig (adj.)
balen, ellendig, gedoemd, niet gelukkig, onfortuinlijk, ongelukkige, ongezegend, onzalig, pech hebben, pech hebbend, tegenvallen
ongelukkig (adv./adj.)
Publicidad ▼
Ver también
ongelukkig (adv./adj.)
↘ betreurenswaard, betreurenswaardig, helaas, jammer genoeg, ongelukkigerwijs, ongelukkigerwijze, sneu, spijtig, spijtig genoeg ↗ calamiteit, cataclysme, catastrofe, conflagratie, drama, ellende, katastrofe, onheil, ramp, rampspoed, tragedie, tragiek, treurspel, wereldbrand
ongelukkig (adj.)
↘ kneus, kneusje, mislukkeling, mislukking, ongeluksvogel, pechvogel, uitvaller, zwakkere ↗ betreurenswaard, betreurenswaardig, euvel, helaas, jammer genoeg, kanker, kwaad, ongeluk, ongelukkigerwijs, ongelukkigerwijze, onheil, pech, rampspoed, sneu, spijtig, spijtig genoeg, tegenspoed ≠ begenadigd, blij, fortuinlijk, gelukkig, gezegend, meevallen, tevreden
ongelukkig (adv.)
Publicidad ▼
ongelukkig (adj.)
malchanceux (fr)[Classe]
ongelukkig (adj.)
qui éprouve un état émotif pénible (fr)[Classe...]
ongelukkig (adj.)
onaangenaam, vies[Similaire]
ongelukkig (adj.)
ongelukkig, ongelukkige, tegenvallen[Similaire]
ongelukkig (adj.)
ongelukkig, ongelukkige, tegenvallen[Similaire]
ongelukkig (adj.)
unendowed (en)[Similaire]
ongelukkig (adj.)
malchanceux (fr)[Classe]
ongelukkig (adj.)
ongelukkig (adj. et adv.)
malheureux (fr)[Classe]
ongelukkig (adv.)
happily (en)[Ant.]
Contenido de sensagent
computado en 0,047s