Definición y significado de ontstaan

opkomst; wording; ontstaan[ClasseHyper.]

afwisseling, alteratie, alternantie, alternatie, alternering, keer, variatie, variëteit, verandering, wending, wijziging[Hyper.]

afgeven, baren, bevallen, bevallen van, bezitten, hebben, het leven schenken aan, krijgen, ter wereld brengen, voortbrengen - geboren worden, geboren zijn - nascent (en)[Dérivé]

dood, doodsoorzaak, einde, heengaan, overlijden, sterfgeval, verscheiden[Ant.]

oorzaak; bewerker; veroorzaker[Classe]

start; begin[Classe]

beginning (en)[Hyper.]

beginnen - aanbieden, komen, omhoogschieten, ontspruiten, opkomen, opstuiten, stammen, teruggaan, voortkomen, voortspruiten, wortelen - originate (en)[Dérivé]

afspelen, gebeuren, gebeuren met of aan, geschieden, gevallen, omgaan, optreden, overkomen, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, spelen, voltrekken, voorkomen, zich afspelen[Hyper.]

(lexicale eenheid; lexikale eenheid; woord; term), (zin; betekenis; zintuig), (ellips; samentrekken)[termes liés]

relation de forme entre mots (fr)[termes liés]

formation des mots (fr)[termes liés]

evolueren[Hyper.]

derivation, deriving, etymologizing (en) - derivation (en) - derivation (en) - derivative (en)[Dérivé]

afstammen, spruiten[Domaine]

apparaître : devenir distinct, manifeste (fr)[ClasseParExt.]

devenir matériel (fr)[Classe]

forme (fr)[termes liés]

komen, ontspruiten, ontstaan, opkomen, stammen, voortkomen, voortspruiten[Hyper.]

formation (en)[Dérivé]

geboren worden, geboren zijn[Hyper.]