Publicitad R▼
ordenen
ordenen (v. trans.)
appreciëren, eerbiedigen, hoogachten, in orde brengen, in orde maken, naar waarde schatten, op prijs stellen, organiseren, organizeren, overkoepelen, prijzen, rangschikken, respecteren, schatten, schikken, structureren, uitgaan, vormgeven, waarderen
Publicidad ▼
Ver también
ordenen (v. trans.)
↘ herindelen, ontwrichten, organisator, organisatrice, organizator, organizatrice, reorganiseren, reorganizeren ≠ omwoelen, omwroeten, schimpen, verfomfaaien
ordenen (v.)
≠ in de war brengen, in de war maken, ontregelen, rommelen in, verknoeien
ordenen (v.)
ordenen (v.)
ordenen (v. tr.)
ordenen (v. tr.)
factotum (en)[Domaine]
IntentionalPsychologicalProcess (en)[Domaine]
ordenen (v. tr.)
ordenen; in orde maken; in orde brengen[ClasseHyper.]
ranger (fr)[Classe]
factotum (en)[Domaine]
SubjectiveAssessmentAttribute (en)[Domaine]
opstellen, ordenen, rangschikken, schikken, structureren, vormgeven[Hyper.]
constitueren, creatie, grondvesting, kreatie, oprichting, schepping, statuten, statuut, stichting, vestigen, vestiging - behandeling, inrichting, organisatie, rangschikking, schikking - organiser, organizer, PDA, personal digital assistant, personal organiser, personal organizer (en) - systeem - bestel, georganiseerdheid, organisme, organizatie, stelsel - administratie, beheer, landsregering, overheidsdienst, regering - coördinator, coördinatrice, koördinator, koördinatrice - arrangeur, organisator, regelaar[Dérivé]
ordenen (v. tr.)
organiser (fr)[Classe]
ordenen (v. tr.)
ordenen (v. tr.)
Publicidad ▼
Wikipedia - ver también
Contenido de sensagent
computado en 0,406s