Publicitad R▼
Publicidad ▼
Ver también
ratelen (v. intr.)
↘ babbel, babbeltje, babbelziek, bakerpraatje, craquelé, craquelure, gebabbel, gekletter, geknapper, kaan, kaantjes, kinderpraat, kletscollege, kletserig, kletspraat, kletspraatje, loslippig, praatgraag, praatje, praatlustig, praatziek, roddelpraat, spraakzaam
ratelen (v.)
ratelen (v. intr.)
ratelen (v. intr.)
klinken, laten horen, uitklinken[Hyper.]
reutel, rochel[Dérivé]
ratelen (v. intr.)
converseren, konverseren[Hyper.]
gepraat, kout - babbel, babbeltje, bakerpraatje, kletscollege, kletspraat, kletspraatje, praatje, roddelpraat - afkletsen, gekakel, gekwebbel, gekwetter, gesnater - keuvelaar - bezoeker, dwaalgast, gast, gastspeler, iemand die belt, logé, logeergast, slaper, zwerfgast, zwerfvogel[Dérivé]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,780s