Publicitad R▼
uithollen
uithollen (v.)
afgrazen, afwerken, delven, graven, groeven, morrelen, ondergraven, ondermijnen, opgaan, opmaken, ritsen, sabotage plegen, saboteren, tornen, uitdelven, uitdiepen, uitgraven, uitspitten, verbruiken, verteren, wrikken
Publicidad ▼
Ver también
uithollen (v.)
↘ graafwerk, grondwerker, opgraving, plaagstoot, sabotage, saboteur, spitwerk ↗ mijn, zeemijn
uithollen
uithollen (v.)
creuser (fr)[Classe]
faire une opération (mine et carrière) (fr)[DomainRegistre]
uitboren, uithollen[Hyper.]
graafwerk, opgraving, plaagstoot, spitwerk - bulldozer, excavateur, graafmachine, graafwerktuig, graver, grondschuiver, grondverzetmachine, shovel, spa, spade - fouillering, opgraving, site, vindplaats - grondwerker[Dérivé]
afhalen, losmaken, nemen, ontdoen, verwijderen, wegdoen, weghalen, wegnemen[Domaine]
uithollen (v.)
faire devenir un travail en mauvais état (fr)[Classe]
détruire totalement (fr)[Classe]
empêcher (de faire, de se produire) (fr)[Classe]
faire sauter à l'aide d'un explosif (fr)[ClasseParExt.]
assiéger (fr)[DomaineCollocation]
uithollen (v.)
dépenser (fr)[Classe]
mettre à sec qqch (fr)[Classe]
uithollen (v.)
uithollen (v.)
uitboren, uithollen[Hyper.]
gouge (en) - dent, ding, gouge, nick (en)[Dérivé]
Publicidad ▼
Contenido de sensagent
computado en 0,031s