Definición y significado de umbiegen

biegen (v.)

ombuigen, scheefbuigen, scheeftrekken, verkrommen, krombuigen, buigen, verbuigen, plooien, krommen, deklineren, declineren, vervoegen, zich buigen, zich krommen, wapperen, doorbuigen, overspannen

biegen (adj.)

gebogen

umbiegen (v.)

ombuigen, scheefbuigen, scheeftrekken, verkrommen, krombuigen, buigen, verbuigen, plooien, krommen, afbuigen, een bocht maken

Umbiegen (n.)

ombuiging, verbuiging

um (adv.)

om, rond, ongeveer

um ()

op, om, rondom, om... heen, rond, tegen, omstreeks, op zijn laatst, uiterlijk, tien centimeter langer

-um ()

-um

schief biegen (v.)

buigen, krombuigen, krommen, ombuigen, scheefbuigen, scheeftrekken, verbuigen, verkrommen

sich biegen (adj.)

gebogen, met O-benen, O-, O-benen

sich biegen (v.)

buigen, plooien

um die Ecke biegen

de hoek omslaan

einen Tag um den anderen (adv.)

om de andere dag

um den Verstand kommen (v.)

het verstand verliezen

um die Ecke biegen

de hoek omslaan

um die Ecke bringen (v.)

over de balk gooien

um die Ecke bringen (v.) (Gesprächs.)

doden, koud maken, likwideren, liquideren, moorden, om zeep helpen  (gemeenzaam), van kant maken, vermoorden

um ein Almosen bitten (v.)

aalmoes vragen, bedelen, schooien  (gemeenzaam)

um ein Haar

op een haar na

um eine Gunst bitten (v.)

een gunst vragen

um Entschuldigung bitten (v.)

zich ekskuseren, zich excuseren, zich verontschuldigen, zich verschonen

um es kurz zu machen

beknopt, bondig, in het kort, kort, kortom, om kort te gaan, waar het op neerkomt

um Haaresbreite (adv.)

maar net, net, nipt, nog net, op het kantje, op het nippertje

um .. herum (adv.)

bij benadering, bijna, circa, enigszins, grofweg, min of meer, nagenoeg, om en nabij, omstreeks, omtrent, ongeveer, plusminus, rond, ruw, ruwweg, vrijwel, zo goed als

um herum

om, rondom

um. herum

om... heen, om . heen

um... herum

om, om... heen, om ... heen, om . heen

um...herum

in de buurt, om... heen, rondom

um Himmels willen

in hemelsnaam, in vredesnaam

um Himmels willen!

in hemelsnaam

um jeden Preis (adv.)

koste wat het kost, koste wat kost, tot elke prijs

um sich blicken (v.)

achteromkijken, achteromzien, in 't rond blikken, in 't rond kijken, omkijken, om zich heen kijken, omzien, rondblikken, rondkijken, rondzien, uitkijken, uitzien

um sich greifen (adj.)

door het dolle heen, hoogtij vierend

um so besser

des te beter

um so mehr (adv.)

des te meer, temeer, te meer

um Verzeihung bitten (v.)

zich ekskuseren, zich excuseren, zich verontschuldigen, zich verschonen

um .. willen (+ génitif)

omwille van, voor

um...willen (n.)

ter wille van

um zu

om te, te

um zu (adv.)

om, ten einde

Biegen

Zetten (metaaltechniek)

UM

UM