Publicitad D▼
inslaan (v.)
aanbotsen, aanslaan, bonken, botsen, breken, caramboleren, er doorheen komen, er een succes van maken, erin slagen, frapperen, gaan, het ver brengen, indonderen, ingooien, in het leven slagen, inlopen, inspelen, inwerpen, kapotmaken, kapotslaan, kleunen, raken, slaan, stoten, stukbreken, stukslaan, treffen, uithalen, verbreken, versplinteren, de spieren losmaken (sport), zich warmlopen (sport)
inslaan (v. intr.)
Publicidad ▼
Ver también
inslaan (v. trans.)
inslaan (v.)
↘ breekgeld, breuk, gebroken, kapot, onbreekbaar ≠ afgaan, blameren, de mist in gaan, failleren, falen, feilen, floppen, geen succes hebben, in duigen vallen, in het water vallen, knallen, misgaan, mislopen, mislukken, missen, onderuitgaan, op de klippen lopen, scheeflopen, schipbreuk lijden, stuklopen, tekortschieten, terzijde geschoven worden, verkeerd gaan
inslaan
↘ accumulatie, goederenopslag, ophoping, opslag, opstapeling, voorraadvorming
Publicidad ▼
inslaan
bufferen; stockeren; opslaan; in voorraad nemen[ClasseHyper.]
inslaan (v.)
inslaan (v.)
inslaan (v.)
frapper quelqu'un (fr)[Classe]
inslaan (v.)
heurter violemment un obstacle (fr)[Classe]
een ongeval hebben; een ongeluk hebben[Classe]
(munitie; ammunitie; schietvoorraad)[termes liés]
inslaan (v.)
s'exercer, s'entraîner à (fr)[Classe]
corps humain (fr)[termes liés]
sparren, trainen[Hyper.]
aanlooptijd[Dérivé]
inslaan (v.)
breken, doorbreken, kraken[Hyper.]
verbrijzeling - boerenkermis, dreun, fuif, klap - smasher (en)[Dérivé]
splinteren, versplinteren[Domaine]
inslaan (v.)
réussir (fr)[Classe]
parvenir à, réussir (fr)[Classe]
inslaan (v.)
inslaan (v. intr.)
aanheffen; aanvangen; beginnen[Classe]
inslaan (v. intr.)
inslaan (v. tr.)
bufferen; stockeren; opslaan; in voorraad nemen[ClasseHyper.]
Wikipedia - ver también
Contenido de sensagent
computado en 0,733s