Publicitad R▼
storten
achterlaten, dumpen, gieten, gireren, gooien, kieperen, mieteren, neerkwakken, overmaken, stromen, uitgieten, vallen, weggooien
storten (v.)
storten (v. trans.)
aanranden, aanvallen, afdragen, afstuiven, attaqueren, crashen, delegeren, deponeren, doorsnellen, doorvliegen, dumpen, fixeren, gieten, gireren, hozen, ijlen, jakkeren, kapotvallen, kletteren, koersen, lozen, neergooien, neerploffen, neerstorten, neervallen, neerwerpen, neerzakken, neerzinken, op een rekening storten, opgaan, opgaan in helemaal, overboeken, overbrengen, overdragen, overmaken, overschrijven, pijpenstelen regenen, pijpestelen regenen, plasregenen, plensregenen, plenzen, racen, razen, regenen dat het giet, remitteren, reppen, sausen, slagregenen, smakken, snellen, spoeden, stormen, stortregenen, striemen, stuiven, stukvallen, te pletter vallen, transfereren, verongelukken, vliegen, voorbij flitsen, werpen, zoeven, zeiken (informeel)
Publicidad ▼
Ver también
storten (v.)
↘ deposant ↗ bankdeposito, deposito, storting ≠ opnemen, puren, putten, terugnemen, trekken
storten (v. trans.)
↘ storting, uitkering ≠ beiden, de tijd nemen, dralen, dreutelen, lijmen, lijntrekken, neutelen, talmen, teuten, treuzelen, tutten, verdedigen
Publicidad ▼
storten
storten (v.)
étaler une substance (fr)[Classe]
storten (v.)
heroriënteren[Hyper.]
storten (v.)
mettre (qqch) en lieu sûr (fr)[ClasseHyper.]
geld op de bank zetten[Classe]
geven, meegeven[Hyper.]
bankdeposito, deposito, storting[GenV+comp]
bankwezen, geldhandel - bank, -bank - bank, bankiershuis, bankinstelling - deposant - bankable (en)[Dérivé]
storten (v. tr.)
storten (v. tr.)
storten (v. tr.)
offenser qqn (fr)[Classe]
storten (v. tr.)
storten (v. tr.)
droppen, laten, laten vallen[Hyper.]
storten (v. tr.)
storten (v. tr.)
occuper tout son esprit à qqch (fr)[Classe]
attention (esprit) (fr)[DomaineCollocation]
storten (v. tr.)
storten (v. tr.)
storten (v. tr.)
pleuvoir fort et beaucoup (fr)[Classe]
Contenido de sensagent
computado en 0,047s